Adviesaanvraag nr. 2021-00264

de korpschef van politie, namens deze de politiechef van de eenheid Midden-Nederland, namens deze het hoofd operatiën eenheid Midden-Nederland (hierna: verzoeker)

inzake

[naam ambtenaar] (hierna: de ambtenaar)

1. Feiten en procesverloop

De ambtenaar is sinds 1 oktober 1996 in vaste dienst bij de politie en laatstelijk werkzaam als senior tactische opsporing (brigadier) bij het [naam team] van de eenheid Midden-Nederland.

Sinds 3 april 2017 is de ambtenaar ziekgemeld. Zijn klachten zijn aangemerkt als beroepsziekte. Hij volgt thans een re-integratietraject in de vorm van een externe opleiding tot geluidstechnicus.

Bij brief van 12 september 2018 heeft verzoeker de ambtenaar verboden om zonder voorafgaande toestemming zijn nevenwerkzaamheden met betrekking tot het oprichten van een nieuwe politievakbond genaamd MV2 voort te zetten. Het door de ambtenaar tegen die brief gemaakte bezwaar is bij besluit van 31 januari 2019 niet-ontvankelijk en tevens ongegrond verklaard.

Op 17 april 2019 is met tussenkomst van de bedrijfsarts voor de ambtenaar een inzetbaarheidsadvies opgesteld door een arbeidsdeskundige. De navolgende beperkingen en aanpassingen zijn voor de ambtenaar geadviseerd:

  • vooralsnog geen uitvoerend executief politiewerk;
  • geen aanraking/confrontatie met politieattributen;
  • een gesprek met de leiding kan de ambtenaar aan;
  • wel graag rekening houden met géén politie-attributen.

Politie-attributen moeten in brede zin worden genomen: de uiterlijke kenmerken van de politie door emblemen, uniform en zwaailicht. Verder moeten geweldsmiddelen worden vermeden. Of werk binnen de politie hiermee haalbaar is, is ter beoordeling van de arbeidsdeskundige.

Op 19 augustus 2020 is de ambtenaar door het UWV voor 53,04% arbeidsongeschikt verklaard. Hij heeft sinds 19 mei 2020 recht op een loongerelateerde WIA-uitkering.

Op 11 februari 2021 is een oriënterend onderzoek naar de ambtenaar ingesteld nadat was gebleken dat hij zich op verschillende momenten manifest had uitgegeven als politieambtenaar, uitingen deed en betrokken was bij acties gericht tegen de handhaving van de coronamaatregelen. Dit onderzoek is op 9 april 2021 afgerond.

Bij brieven van 7, 9 en 13 april en 5 en 12 mei 2021 heeft verzoeker de ambtenaar aangesproken op zijn activiteiten voor onder meer Police for Freedom en de mogelijke (disciplinaire) consequenties daarvan.

Op 13 april 2021 is een disciplinair onderzoek naar de ambtenaar ingesteld in verband met vermoedens van gepleegd (ernstig) plichtsverzuim. Dit onderzoek is de ambtenaar op 15 april 2021 aangezegd.

Bij besluit van 12 mei 2021, aan de ambtenaar uitgereikt op 17 mei 2021, is de ambtenaar buiten functie gesteld en is hem de toegang tot de politiegebouwen ontzegd.

Op 7 en 14 juli 2021 is de ambtenaar in het kader van het disciplinair onderzoek gehoord.

Op 4 augustus 2021 is het disciplinair onderzoek afgerond.

Bij brief van 9 september 2021, aan de ambtenaar uitgereikt op 29 september 2021, heeft verzoeker de ambtenaar naar aanleiding van de uitkomsten van het disciplinair onderzoek in kennis gesteld van het voornemen om hem wegens ernstig plichtsverzuim in de zin van artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: het Barp) de disciplinaire straf op te leggen van ontslag, als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder j, van dat besluit. Deze straf wordt overeenkomstig artikel 82 van het Barp direct na bekendmaking van het te nemen besluit ten uitvoer gelegd. Tevens is de ambtenaar in de brief bericht dat hij op grond van artikel 84, eerste lid, onder b, van het Barp wordt geschorst.

De ambtenaar heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om zijn zienswijze op dit voornemen naar voren te brengen dan wel om bezwaar te maken tegen het besluit tot schorsing. Bij e-mail van 5 oktober 2021 heeft verzoeker de commissie verzocht om advies ter zake van de voorgenomen disciplinaire straf. Op 23 november 2021 heeft de commissie, bestaande uit de heer mr. M.J. Cohen (voorzitter), de heer J.S. Timmer (lid) en mevrouw mr. P. de Casparis (lid), bijgestaan door een plaatsvervangend secretaris
van het CAOP, de adviesaanvraag behandeld tijdens een digitale hoorzitting. Van het besprokene tijdens deze hoorzitting is een verslag gemaakt, dat als bijlage bij dit advies is gevoegd en hiervan deel uitmaakt.

2. Standpunt van verzoeker

In de adviesaanvraag van 5 oktober 2021 heeft verzoeker geen standpunt ingenomen. Verzoeker heeft bij het indienen van de adviesaanvraag volstaan met het overleggen van het voornemen van 9 september 2021. In dat voornemen heeft verzoeker de volgende gedragingen van de ambtenaar aangemerkt als (ernstig) plichtsverzuim:

1. Uitingen

De ambtenaar heeft, zoals is gebleken uit het disciplinair onderzoek, op het internet verschillende uitingen gedaan waarbij hij zich kenbaar heeft gemaakt of heeft laten maken als politieambtenaar of waaruit kan worden afgeleid dat hij politieambtenaar is en waarbij hij zijn visie heeft gegeven op – kortgezegd – de aanpak van de coronapandemie en de handhaving van de daarmee gepaard gaande maatregelen. Het gaat om video’s, artikelen en Facebook- en Twitterberichten. Alle berichten zijn openbaar. Het betreft – onder meer – de volgende activiteiten:

  • 24 juni 2020: tekstbericht op Facebook politievakbond MV2;
  • 15 augustus 2020: video op Facebook Viruswaarheid;
  • 21 augustus 2020: video op Facebook Viruswaarheid;
  • 12 oktober 2020: video/zoom-gesprek op Facebook Viruswaarheid;
  • 6 november 2020: video/zoom-gesprek op Facebook Viruswaarheid;
  • 11 november 2020: artikel ‘BOA, de namaak politie’ in Gezond Verstand nr. 3;
  • 3 december 2020: twee video’s ‘Naar de Action zonder spatlap’ en ‘Je voelt je een crimineel’ op eigen Facebookaccount;
  • 9 december 2020: artikel ‘Het euvel van een gecentraliseerde bureaucratische politie’ in Gezond Verstand nr. 5;
  • 22 december 2020: video/zoom-gesprek op Facebook Viruswaarheid;
  • 25 februari 2021: video/zoom-gesprek op Facebook Viruswaarheid;
  • 10 maart 2021: artikel ‘Maatregelen, wat vindt de politie er eigenlijk van?’ in Gezond Verstand nr. 11;
  • 17 maart 2021: video/zoom-gesprek op YouTube Viruswaarheid;
  • 22 maart 2021: interview op YouTube Police for Freedom;
  • 27 maart 2021: video met interview op Onafhankelijke Pers Nederland;
  • 28 maart 2021: interview op YouTube Lockdown News Network;
  • 28 maart 2021: video met interview YouTube Café Weltschmertz op Twitter politievakbond MV2;
  • 23 juni 2021: video op Facebook Police for Freedom.

2. Activiteiten en protestmarsen Police for Freedom

De ambtenaar heeft in verschillende video’s op meerdere sociale media gesproken over het door hem opgerichte Police for Freedom Nederland, een organisatie die blijkens de website staat voor het behoud van grondrechten. Het gaat om de volgende activiteiten:

  • 17 maart 2021: ingebruikname van het twitteraccount van de door de ambtenaar opgerichte politievakbond MV2 voor de promotie van Police for Freedom;
  • 17 maart 2021: video/zoom-meeting van Viruswaarheid Live;
  • 22 maart 2021: promoten van Police for Freedom via verschillende news channels en oproepen tot deelname aan mars op 10 april 2021;
  • 24 maart 2021: video van Police for Freedom op YouTube;
  • 27 maart 2021: video met interview aan Onafhankelijke Pers Nederland op YouTube;
  • 28 maart 2021: video Café Weltschmertz op YouTube;
  • 28 maart 2021: video met interview Lockdown News Network op YouTube.

De ambtenaar is verder betrokken geweest bij de organisatie van een protestmars van Police for Freedom op 10 april 2021 in Baarn, op 8 mei 2021 in Barneveld en op 12 juni 2021 in Apeldoorn. In de aanloop naar de marsen heeft hij onder meer opgeroepen tot deelname. De mars in Baarn heeft doorgang gevonden, ondanks het feit dat de ambtenaar er bij brief van 7 april 2021 op was gewezen dat hij nevenwerkzaamheden verrichtte waarvoor hij geen toestemming had, waarbij hij is gewezen op de mogelijke disciplinaire consequenties daarvan, en er bij brief van 9 april 2021 op was gewezen dat hij zich tijdens ziekte diende te houden aan de gegeven voorschriften en in contact diende te blijven met zijn leidinggevende. De mars in Baarn was verder niet aangemeld bij de gemeente, deelnemers droegen geen mondkapje en hielden geen 1,5 meter afstand en de politie moest worden ingezet om de mars in goede banen te leiden. De mars in Barneveld heeft doorgang gevonden, ondanks het feit dat de ambtenaar bij brief van 5 mei 2021 een dienstopdracht had ontvangen om zijn werkzaamheden te stoppen en bij herhaling was gewaarschuwd voor de disciplinaire gevolgen, waaronder ontslag, die zijn gedrag zou kunnen hebben. De mars in Barneveld was ook niet aangemeld bij de gemeente, het door de burgemeester uitgevaardigde noodbevel om de mars te ontbinden werd genegeerd en de ME werd belaagd, waarbij (ernstig) geweld is gebruikt door de demonstranten. Na afloop van de protestmarsen heeft de ambtenaar interviews gegeven en berichten online geplaatst waarin hij sprak over het succes van de marsen.

3. Overig

De ambtenaar was aanwezig tijdens een door Viruswaarheid georganiseerde demonstratie op 4 september 2020 in Den Haag. De plek waar de ambtenaar demonstreerde was door de burgemeester verboden; hij liet naast zijn rijbewijs ook zijn politielegitimatie zien toen hij door de ME staande werd gehouden.

Verzoeker heeft in het voornemen per onderdeel gemotiveerd waarom bovenstaande gedragingen kwalificeren als (ernstig) plichtsverzuim. Op hoofdlijnen werpt verzoeker de ambtenaar tegen, voor zover hier van belang, dat hij in een veelheid aan berichten, video’s en artikelen stevige kritiek heeft geuit op het overheidshandelen ten aanzien van (de handhaving van) het coronabeleid. Daarin is zijn politieambt, zijn kennis en ervaring binnen de politieorganisatie uitdrukkelijk benoemd. Hij is door andere critici van het coronabeleid, zoals Viruswaarheid, ingezet als expert om zijn visie te geven op dit beleid. Volgens verzoeker heeft de ambtenaar met dit handelen artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 (hierna: Ambtenarenwet) meermaals overtreden. Op grond van dit artikel dient een ambtenaar zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens als daardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De uitspraken die de ambtenaar in het openbaar en op het internet heeft gedaan hebben een aanzienlijke lading. Bij een burger kon al gauw de indruk ontstaan dat wanneer de ambtenaar sprak, de politie sprak. In een gevoelige tijd als deze waarin de politiek moeite heeft met het creëren van draagvlak voor het bestrijden van de coronapandemie en waarbij de politie haar handen vol heeft aan de handhaving van de coronamaatregelen is het van belang dat de politie neutraliteit uitstraalt en dat politieambtenaren het beleid dat in onze democratische samenleving tot stand is gekomen naar buiten toe steunen. Het openlijk als politieambtenaar ter discussie stellen van het overheidsbeleid en het optreden van collega’s maakt de organisatie kwetsbaar en levert imagoschade op. Het zorgt ook voor interne onrust en collega’s voelen zich niet gesteund doordat iemand anders hen in het openbaar afvalt. Door zijn uitingen en gedrag heeft de ambtenaar bij burgers de indruk gewekt dat de politie het niet zo nauw neemt met de handhaving van de wettelijke regels en de coronamaatregelen en komt het functioneren van de politie in gevaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de ambtenaar voor zijn openbare uitingen veelal gebruik heeft gemaakt van de openbare podia van organisaties en personen met een groot anti-overheidssentiment, zoals Viruswaarheid. De ambtenaar heeft hiermee in feite laten zien dat hij de politieorganisatie dan wel de overheid in het algemeen de rug toekeert en strijdt tegen het eigen beleid. Dat hij als kenbaar gemaakt politieambtenaar de indrukt heeft gewekt een actieve rol te hebben binnen bijvoorbeeld Viruswaarheid doet afbreuk aan de neutraliteit van de politie en hiermee draagt hij niet bij aan een positief imago voor de politieorganisatie.

Verzoeker neemt het de ambtenaar in dit verband ook kwalijk dat hij intern opgedane kennis en ervaring heeft gebruikt bij het innemen van zijn stellingen tegen de eigen organisatie. Door het delen van politie-informatie heeft hij onbevoegden deelgenoot gemaakt van tactische politie-informatie, hetgeen niet is toegestaan. Ook dit heeft bijgedragen aan interne, maar ook maatschappelijke onrust en externe polarisatie. De ambtenaar heeft zich tegen de organisatie gepositioneerd terwijl hij daar nog altijd onderdeel van uitmaakt en waarbinnen regels gelden die ook voor hem gelden. Verzoeker verwijt de ambtenaar dat hij zich daar geen enkele rekenschap van heeft gegeven. De ambtenaar wist of had moeten weten dat hij met zijn uitingen grote voorzichtigheid diende te betrachten. Politieambtenaar is hij ook in privétijd, zeker wanneer hij zichzelf als zodanig kenbaar heeft gemaakt.

In de brieven van 7, 9 en 13 april en 5 en 12 mei 2021 is de ambtenaar erop gewezen dat zijn vrijheid van meningsuiting niet onbegrensd is. Hij is ondanks een oproep daartoe, maar ook daarvóór, niet in gesprek gegaan met zijn leidinggevende(n) om zijn bezwaren tegen het beleid te bespreken en intern het gesprek aan te gaan. Hij heeft ook op geen enkele manier gereflecteerd op de uitingen en kritisch beschouwd of de door hem gedane uitingen wel passend waren. Hij heeft gemeend dat hij onder de noemer vrijheid van meningsuiting als politieambtenaar alles mocht zeggen en schrijven. Wrok of een eerder conflict dat hij naar eigen zeggen met zijn voormalig leidinggevende heeft gehad lijkt een rol te spelen. Daar komt bij dat hij deze uitingen deed terwijl hij als ziek stond geregistreerd en niet in aanraking mocht worden gebracht met politie-uitingen. Het totaal aan uitingen los van elkaar, maar temeer in onderlinge samenhang bezien, dient volgens verzoeker te worden aangemerkt als plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim dient, mede bezien in het licht van het onderstaande, te worden gekwalificeerd als ernstig.

Verzoeker werpt de ambtenaar verder tegen dat hij dienstopdrachten en herhaalde waarschuwingen heeft genegeerd, nevenwerkzaamheden voor Police for Freedom niet heeft gemeld en herhaaldelijk zonder de daartoe vereiste toestemming is doorgegaan met het verrichten van deze nevenwerkzaamheden die de belangen van de politieorganisatie fors raken. Dit wordt aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.

Daarnaast wordt het gedrag van de ambtenaar in de aanloop naar, tijdens en na afloop van de protestmarsen aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. Hij heeft de marsen in Baarn en Barneveld niet aangemeld. Verder werden tijdens de marsen geen mondkapjes gedragen en werd geen 1,5 meter afstand gehouden. De ambtenaar heeft hiermee als politieambtenaar een volstrekt verkeerd voorbeeld gegeven. Hij kent de regels, maar meent dat hij boven de wet staat en dat de regels niet voor hem gelden en heeft deze doelbewust omzeild. Het is voorts kwalijk dat hij collega’s heeft aangespoord om zich tegen de coronamaatregelen te keren. Ook wordt hem mede aangerekend dat tijdens of na de mars in Barneveld (fors) geweld tegen de aanwezige collega’s is gebruikt. Dit geweld heeft mede door de nalatigheid van de ambtenaar kunnen plaatsvinden. Het is zeer kwalijk dat hij in een tijd waarin de samenleving onder spanning staat en de politie onder grote druk en met schaarse middelen moet functioneren bewust het eigen systeem op de proef heeft gesteld. Hij heeft meerdere politie-eenheden beziggehouden en op het verkeerde been proberen te zetten. Vanwege zijn kennis van de organisatie wist de ambtenaar waar hij de politie en het bestuur kon raken. Hij heeft zichzelf duidelijk tegenover de politieorganisatie dan wel de overheid in het algemeen gepositioneerd; een houding die ver verwijderd is van datgene waar een integere, neutrale en professionele politieorganisatie voor staat. De ambtenaar heeft na afloop van de protestmars op geen enkele manier afstand genomen van het geweld. Hij heeft laten zien geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor (de consequenties van) zijn handelen noch toont hij zelfinzicht en dat wordt hem zwaar aangerekend.

Tijdens de demonstratie op 4 september 2020 in Den Haag heeft de ambtenaar zich volgens verzoeker niet aan de gemaakte afspraken gehouden en zich onvoldoende vergewist van zijn voorbeeldfunctie als politieambtenaar. Daarom wordt het gedrag van de ambtenaar tijdens de demonstratie in Den Haag aangemerkt als plichtsverzuim.

Het plichtsverzuim is volgens verzoeker aan de ambtenaar toerekenbaar. Het is niet gebleken dat hij tijdens zijn handelen het besef van de onjuistheid daarvan had verloren, dan wel niet in staat was om zijn wil te bepalen. De incidenten strekken zich uit over een langere periode met zeer veel beslismomenten. Uit het dossier en uit de verklaringen van de ambtenaar volgt dat hij het, ondanks diverse waarschuwingen, simpelweg niet eens is met het standpunt van de politie. De ambtenaar heeft een bewuste keuze gemaakt door zijn recht van vrijheid van meningsuiting, vereniging en demonstratie te laten prevaleren boven dat van de politieorganisatie. Hij heeft zich daarbij ook laten ontvallen dat hij wist dat wat hij deed door de organisatie niet wordt geaccepteerd. Desondanks heeft hij ervoor gekozen om met zijn handelen door te gaan. Hieruit blijkt dat de ambtenaar zich wel degelijk realiseert dat zijn gedrag negatieve (disciplinaire) gevolgen kan hebben. Hij moet dan ook in staat worden geacht om zijn wil te bepalen en de gevolgen van zijn handelen te overzien.

De zwaarste sanctie van ontslag is volgens verzoeker de enige passende sanctie. De ambtenaar heeft het nodige in hem te stellen vertrouwen aanzienlijk en onherstelbaar geschaad. Hij heeft meermaals regels overtreden, terwijl de politieorganisatie staat voor de handhaving daarvan. Hij vaart ondanks waarschuwingen en dienstopdrachten geheel zijn eigen koers en trekt zich niets aan van wat zijn werkgever van hem verwacht. Het gedrag van de ambtenaar heeft geleid tot veel onrust binnen de organisatie en daarbuiten en heeft imagoschade berokkend aan de organisatie. De ambtenaar heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en uitingen en heeft zijn handelen evenmin kritisch beschouwd. Hij heeft zich ingelaten met personen en organisaties waarvan bekend is dat zij een groot anti-politie- en anti-overheidssentiment aanhangen, zijn interne kennis tegen de eigen organisatie gebruikt en zich er niets aan gelegen gelaten dat hij hiermee het aanzien van de politie en het vertrouwen dat burgers moeten kunnen stellen in de politie schaadt. Het ziekte- en re-integratietraject dat de ambtenaar momenteel doorloopt vormt geen beletsel voor het opleggen van een zware sanctie. De omstandigheid dat bij hem een beroepsziekte is vastgesteld evenmin. Andere omstandigheden, zoals de lange duur van zijn dienstverband, de stelling van de ambtenaar dat zijn re-integratietraject niet altijd even soepel is verlopen of de omstandigheid dat hij in het verleden een mediationtraject heeft doorlopen vanwege een conflict met zijn toenmalig leidinggevende, leggen onvoldoende gewicht in de schaal om tot een lagere sanctie te komen, aldus verzoeker.

3. Standpunt van de ambtenaar

De ambtenaar heeft in onderhavige procedure geen verweer aangeleverd. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om zijn zienswijze op het voornemen naar voren te brengen. De commissie zal in haar advies derhalve enkel uitgaan van hetgeen de ambtenaar tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht.

4. Overwegingen

Verzoeker heeft de commissie verzocht om advies uit te brengen over het voornemen, zoals vervat in de brief van 9 september 2021, om de ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim in de zin van artikel 76 van het Barp de disciplinaire straf op te leggen van ontslag, als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder j, van dat besluit.

Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet, dient een ambtenaar zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering of tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

Ingevolge artikel 80 van het Barp kan een ambtenaar niet gestraft worden wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet, dan nadat daarover advies is ingewonnen van de commissie. Bij de adviesaanvraag van 5 oktober 2021 heeft verzoeker ter zake van de voorgenomen disciplinaire bestraffing van de ambtenaar aan deze verplichting voldaan. Hoewel verzoeker verplicht is advies in te winnen wanneer hij van plan is een ambtenaar voor een of meer meningsuitingen en/of gedragingen in het kader van het recht tot vereniging, tot vergadering of tot betoging disciplinair te bestraffen, is het advies van de commissie voor verzoeker niet bindend.

De commissie begrijpt het door verzoeker in het voornemen ingenomen standpunt aldus, dat de ambtenaar wordt verweten dat hij artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet heeft geschonden op de daarin opgenomen onderdelen meningsuiting en betoging. Meningsuiting ziet in dat verband op de door de ambtenaar op diverse mediakanalen gedane uitingen over onder meer de aanpak van de coronapandemie en de handhaving van de daarmee gepaard gaande maatregelen. Betoging ziet op de activiteiten die de ambtenaar heeft ontplooid in het kader van Police for Freedom alsmede op zijn aanwezigheid tijdens een door Viruswaarheid georganiseerde demonstratie op 4 september 2020 in Den Haag. Het is de commissie uit het voornemen niet gebleken dat de ambtenaar wordt tegengeworpen dat hij Police for Freedom heeft opgericht dan wel lid is van deze organisatie, zodat de in artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet opgenomen onderdelen vereniging en vergadering, voor zover daarvan al sprake is, hier onbesproken kunnen blijven.

Daar waar verzoeker de ambtenaar voorts tegenwerpt dat hij in het kader van zijn activiteiten voor Police for Freedom dienstopdrachten en herhaalde waarschuwingen heeft genegeerd, nevenwerkzaamheden niet heeft gemeld en herhaaldelijk zonder toestemming is doorgegaan met het verrichten van nevenwerkzaamheden die de belangen van de politieorganisatie fors raken, merkt de commissie op dat deze aantijgingen niet ter toetsing aan de commissie kunnen worden voorgelegd. De commissie is alleen bevoegd om te toetsen aan artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet en deze door verzoeker jegens de ambtenaar geuite aantijgingen vallen buiten het bereik van deze bepaling, nu de regeling van nevenwerkzaamheden als zodanig geen betrekking heeft op meningsuiting, vereniging, vergadering en/of betoging. Dat zou slechts het geval kunnen zijn als een soortgelijke nevenwerkzaamheid willekeurig zou zijn verboden waardoor een van deze grondrechten zou zijn beperkt en daarna een disciplinaire straf is opgelegd. Hiervan is echter niet gebleken. Wel kunnen deze aantijgingen door verzoeker bij de beoordeling van het gedrag van de ambtenaar worden betrokken.

Meningsuitingen

De commissie stelt vast, hetgeen niet is betwist, dat van de uitingen van de ambtenaar in video’s, zoom-gesprekken, interviews, artikelen en Facebook- en Twitterberichten tientallen tot tienduizenden mensen kennis hebben kunnen nemen en dat daarmee sprake is van een openbaring van gedachten of gevoelens in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet. Verzoeker heeft zich derhalve terecht gewend tot de commissie voor advies over de voorgenomen disciplinaire bestraffing van deze meningsuitingen.

De meningsuitingen van de ambtenaar dienen te worden getoetst aan de hiervoor weergegeven norm van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet. Bij deze toetsing hanteert de commissie het beoordelingskader van Aanwijzing 15 van de Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren. Hoewel dit beoordelingskader formeel niet van toepassing is op politieambtenaren, is dit kader wel van belang voor de beoordeling van de adviesaanvraag, omdat het een uitwerking is van de norm van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet, die ook op politieambtenaren van toepassing is. Alvorens dit beoordelingskader uiteen te zetten en de meningsuitingen van de ambtenaar hieraan te toetsen, hecht de commissie eraan dit kader te plaatsen in zijn grondwettelijke en internationaalrechtelijke context.

Artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet is de formeel-wettelijke grondslag voor de beperking van de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren die ingevolge artikel 7, eerste en derde lid, van de Grondwet is vereist. Naast artikel 7 van de Grondwet is voor de vrijheid van meningsuiting van Nederlandse ambtenaren ook artikel 10 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) van belang. Deze bepalingen vullen elkaar aan. Procedureel biedt artikel 7 van de Grondwet meer bescherming door preventieve censuur te verbieden en voor beperkingen een formele wet te vereisen. Materieel biedt artikel 10 van het EVRM meer bescherming. Dit artikel beschermt niet alleen het openbaren van gedachten of gevoelens, maar ook het koesteren van een mening en het ontvangen van inlichtingen of denkbeelden. Bovendien stelt artikel 10, tweede lid, van het EVRM naast het formele criterium ‘bij de wet voorzien’ ook de voorwaarde dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving voor een of meer van de in dat artikellid genoemde doelen. Tot deze doelen behoren onder meer de openbare orde, de nationale veiligheid en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voor de uitleg van artikel 10 van het EVRM is de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van belang. Het standaardarrest van dit hof over de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren is het arrest Vogt/Duitsland van 26 september 1995, ECLI:NL:XX:1995:AD2397. In dit arrest heeft het EHRM voor het eerst expliciet geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting in principe ook geldt voor een ambtenaar. Bij de beoordeling van een meningsuiting van een ambtenaar kent het EHRM echter een bijzondere betekenis toe aan de plichten en verantwoordelijkheden (‘duties and responsibilities’) waarop wordt gedoeld in artikel 10, tweede lid, van het EVRM. Hoe zwaar deze plichten en verantwoordelijkheden voor een individuele ambtenaar wegen, is onder meer afhankelijk van de functie van de ambtenaar en de rang die hij bekleedt. Naarmate een ambtenaar een verantwoordelijkere functie met een hogere rang bekleedt, neemt zijn vrijheid van meningsuiting af. Dit blijkt uit de arresten Rekvényi/Hongarije van 20 mei 1999, nr. 25390/94, www.echr.co.int, en Otto/Duitsland van 24 november 2005, ECLI:NL:XX:2005:AV4269. In het arrest Otto/Duitsland beschouwt het EHRM een inspecteur van politie in dit kader als een hooggeplaatste politieambtenaar. Deze factoren die de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren beperken, nemen niet weg dat ook hogere ambtenaren zich in een democratische rechtsstaat niet onnodig belemmerd moeten voelen om hun mening te geven over onderwerpen die het overheidsbeleid betreffen. Het EHRM heeft dit belang benadrukt in zijn arrest Kudeshkina/Rusland van 26 februari 2009, ECLI:NL:XX:2009:BI6957, en daar vermelde jurisprudentie.

Ook zijn volgens de rechtspraak van het EHRM meningsuitingen in de context van politiek en openbaar debat of over publieke figuren in een grotere mate beschermenswaardig dan pure privé meningen, uitingen over private kwesties en uitingen in een private niet door het publieke debat beheerste context. Dat geldt ook voor als seksistisch of racistisch of anderszins denigrerend aan te merken uitingen, vooral als die buiten een maatschappelijk debat plaatsvinden.

In de context van de vrijheid van meningsuiting speelt daarmee ook dat er een grotere mate van bescherming toegekend moet worden aan uitingen en uitlatingen die bijdragen en deelnemen aan het sociale en politieke debat, kritiek en informatie in brede zin. De uitingsvrijheid is bijzonder ruim waar het kritiek op politieke actoren, personen en instituties en instellingen betreft. De vrijheid van meningsuiting in het algemeen, en dus ook van ambtenaren, vindt haar bescherming in de waarde van het maatschappelijke en politieke debat en omvat mitsdien ook evaluatie van en kritiek op het politieke handelen van publieke/politieke actoren.

Het hierboven reeds genoemde beoordelingskader van Aanwijzing 15 van de Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren omvat de volgende gezichtspunten:

a. de afstand tussen de functie van de ambtenaar en het beleidsterrein van de uitspraken;
b. de politieke gevoeligheid van de materie;
c. het tijdstip waarop de uitspraken zijn gedaan;
d. de wijze waarop de uitspraken zijn gedaan;
e. de voorzienbaarheid van de schadelijkheid ten tijde van de uitspraken;
f. de ernst en duur van de door de uitspraken ontstane problemen voor de functievervulling van de ambtenaar of het functioneren van de openbare dienst, voor zover dit in verband staat met de functievervulling van de ambtenaar.

De commissie zal in de hiernavolgende overwegingen de meningsuitingen van de ambtenaar aan deze gezichtspunten toetsen.

In zijn uitingen, die niet zijn betwist, heeft de ambtenaar onder meer:

  • zijn scepsis verwoord omtrent de Spoedwet en het gebruik daarvan;
  • aangegeven dat hij de overheidsmaatregelen zou snappen wanneer er sprake zou zijn van een Ebola epidemie waarbij iedereen dood neervalt;
  • over corona geschreven dat de maatregelen die er tegenover zijn gesteld draconisch zijn. Het leed dat wordt veroorzaakt is velen malen erger dan wat er mee ‘beoogd’ opgelost te worden. Economisch én psychisch;
  • beschreven dat een effectief middel tegen corona bewust wordt achtergehouden;
  • gezegd dat de 1,5-meter maatregel al lang ingetrokken had moeten worden;
  • gezegd dat de overheid niet wil luisteren naar kritische tegengeluiden;
  • het vaccinatiebeleid gehekeld;
  • gezegd dat het eerste dat hij dacht toen de pandemie begon was: “dit is de manier waarop zij het gaan doen”. De burgers wordt hun vrijheid om zich uit te spreken, hun integriteit, hun lichamen, ontnomen. Ze zeggen dat de mensen ziek zijn. Ze mogen niet praten met elkaar en niet samen zijn met elkaar;
  • verteld dat hij in een winkel was zonder dat hij een mondkapje droeg;
  • beschreven dat de overheid de bevolking in de gaten wil houden (corona-app);
  • laten blijken dat hij ervan overtuigd is dat de overheid de aandacht van de kern van het probleem afleidt door de gevestigde media de aandacht te laten richten op het politiegeweld in plaats van op de werkelijke problematiek en opgeroepen om de verborgen rapporten van het RIVM te openbaren. Volgens de ambtenaar is er sprake van verdeel en heers en afleiden;
  • gereageerd op het nieuwsbericht dat minister De Jonge oplichters omtrent coronaverklaringen wil aanpakken met de opmerking dat dit opruiing is van het volk tegen het volk. De ambtenaar sprak in zijn reactie over de stigmatisering van complotdenkers. Toen hem gevraagd werd wanneer een dictator te ver gaat dat hij gearresteerd kan worden, heeft de ambtenaar gezegd dat hij dat een ingewikkelde vond. Er zou volgens de ambtenaar aangifte gedaan moeten worden, maar hij heeft geen vertrouwen in de rechtspraak en de media, omdat die met de overheid hetzelfde spel spelen;
  • gezegd dat sprake is van een kentering bij de politie en dat ongeveer 30 procent van de politiemensen anders denkt over de dingen die nu plaatsvinden. Vooral de meer ervaren, oudere collega’ s en anderen wenden zich persoonlijk tot de ambtenaar en uiten hun kritiek en twijfels over de huidige gang van zaken. De ambtenaar heeft daarbij aangegeven dat ongeveer 20 tot 30 procent van de politieagenten de maatregelen niet proportioneel acht. Collega’s kunnen zich hierover echter intern niet veilig uitspreken en willen ook liever anoniem blijven. Binnen de politie heerst een angst- en afrekencultuur;
  • geuit dat hij zich niet meer kan verenigen met het optreden van de politie tijdens demonstraties, doelende op het door de politie gebruikte geweld tegen demonstranten. Het doet hem denken aan Marxisme en een totalitaire overheid. De rechters en media worden gemanipuleerd en de politie regelt het laatste restje om de mensen hun vrijheid te ontnemen. Tijdens een van zijn publieke optredens heeft de ambtenaar gezegd: “Vorig jaar 19 juni, was er zo’n demonstratie geregeld en […] daar zouden heel veel mensen zijn gekomen, ware het niet dat het bestuur dat verbood. En ik was eigenlijk ook gegaan […] en ik las en ik hoorde dat het was verboden. Maar daarna zag ik op de livestreams al het geweld wat was toegepast op de burgers die hun mening wilde[n] verkondigen. En mijn politiehart huilde toen ik dat zag, het huilde. Wij moeten als volk dit zelf gaan regelen, want het bestuur gaat het niet meer regelen voor ons. Die is al lang het point of no return voorbij, wij moeten dit zelf gaan regelen en als je het niet voor jezelf wil regelen, regel het dan voor je kinderen of je kleinkinderen. Wij gaan deze ridicule verdeel- en heerspolitiek voor eens en voor altijd uit onze maatschappij verbannen”;\
  • zijn wantrouwen in de gevestigde media benoemd. Deze zouden door de overheid worden gestuurd en betaald;
  • gezegd dat de politie steeds weer met een onmogelijke opdracht het veld in wordt gestuurd bij demonstraties: “Ze hebben te maken met een zeer onbetrouwbare overheid”;
  • zich uitgelaten over de nationalisering van de politiereorganisatie en de negatieve effecten daarvan. Volgens de ambtenaar is de nationalisering van de politie mislukt;
  • zijn kritische mening gegeven over o.a. de inzet van BOA’s bij het handhaven van de coronamaatregelen. De ambtenaar vindt het onwenselijk dat zij steeds meer geweldbevoegdheden krijgen en daarmee ‘goedkope politieagenten’ worden;
  • vraagtekens gezet bij bepaald politieoptreden waarbij de politie een huisbezoek heeft gebracht aan iemand die verkeerd had gevlagd dan wel een oproep had gedaan om te gaan demonstreren. De ambtenaar vond dat ‘niet normaal’;
  • gezegd dat de politiek de politie als de ‘kop van jut’ van het coronabeleid gebruikt. De politieke leiders laten de politie de hete kooltjes uit het vuur halen voor hun onverkoopbare beleid;
  • gezegd dat er veel collega’s zijn die het helemaal niet eens zijn met wat er nu gebeurt en dat de discretionaire bevoegdheid van een politieman ernstig wordt beperkt. Ook heeft hij benoemd dat de organisatie is uitgehold en mensen zich niet gehoord voelen;
  • uitleg gegeven over de Zaanse verhoormethode en verteld hoe onopvallende politiecollega’s (Romeo’s) opereren.

De commissie stelt vast dat de afstand gering is tussen de functie van de ambtenaar en dat deel van de door hem gedane meningsuitingen dat betrekking heeft op de coronamaatregelen, de handhaving daarvan door de politie, het optreden van de politie tijdens de handhaving, de politie en de politieorganisatie. De meningsuitingen die in algemene zin betrekking hebben op de aanpak van de coronapandemie, het daarmee samenhangende beleid, de overheid en haar instituties, waaronder de rechtspraak, en de media staan iets verder af van de functie van de ambtenaar.

Hoewel aan de onderwerpen van de meningsuitingen van de ambtenaar die door verzoeker worden gekwalificeerd als plichtsverzuim een zekere politieke gevoeligheid niet kan worden ontzegd, beschouwt de commissie deze politieke gevoeligheid, noch het tijdstip van deze meningsuitingen, als zwaarwegende factoren bij de beoordeling of de ambtenaar daarmee de wettelijke grenzen van zijn vrijheid van meningsuiting heeft overschreden. De politieke gevoeligheid van een onderwerp betekent niet dat een politieambtenaar zich over zo’n onderwerp in het geheel niet zou mogen uitlaten, zelfs niet als die uitlatingen controversieel of ondiplomatiek zouden zijn. Vrijheid van meningsuiting geldt immers ook voor controversiële en ondiplomatieke meningsuitingen en niet alleen voor meningsuitingen waarmee (bijna) iedereen het eens is. Wel is voor politieambtenaren de wijze waarop zij controversiële en ondiplomatieke meningen uiten van belang. In dat verband dienen de meningsuitingen van de ambtenaar te worden getoetst aan de hiervoor reeds weergegeven norm van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet.

De commissie stelt vast dat het de ambtenaar is toegestaan om in het openbaar zakelijke kritiek te leveren op de aanpak van de coronapandemie, de legitimiteit en de effectiviteit van het coronabeleid en de door de overheid in dat verband afgekondigde maatregelen. De hierboven door de ambtenaar gedane uitingen over de Spoedwet, de 1,5-meter maatregel en het vaccinatiebeleid zijn in dat verband geoorloofd en overschrijden de in artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet opgenomen grens ten aanzien van het gebruik van de vrijheid van meningsuiting niet. De uitingen zetten niet aan tot het niet naleven van de maatregelen of het dwarsbomen van het beleid en doen derhalve geen afbreuk aan de handhaving ervan door de politieorganisatie en aan de loyaliteit van de ambtenaar aan die organisatie of diens solidariteit met collega politieambtenaren.

De wijze waarop de ambtenaar zich daarentegen heeft uitgelaten over het optreden van de politie tijdens de handhaving van de maatregelen, over de politie en de politieorganisatie, over de overheid en haar instituties, waaronder de rechtspraak, en over de media overschrijdt de in artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet aan de vrijheid van meningsuiting van een politieambtenaar gestelde grenzen meermaals en ruimschoots. Dat geldt ook ten aanzien van de uitlatingen van de ambtenaar waarin hij het overheidsbeleid ter bestrijding van de coronapandemie publiekelijk in twijfel heeft getrokken op een manier die afbreuk doet aan het vertrouwen van de burgers in het beleid en de welwillendheid om dit op te volgen. Het betreft de hiervoor genoemde uitingen van de ambtenaar over bijvoorbeeld het niet dragen van een mondkapje tijdens het bezoek aan een winkel, het door de overheid bewust achterhouden van een effectief middel tegen corona, het in de gaten houden van de bevolking door de overheid, het door de overheid afleiden van de aandacht van de kern van de coronaproblematiek, het functioneren van de rechtspraak en de media, de cultuur binnen de politie, de binnen de politie heersende opvattingen ten aanzien van de corona-aanpak en het gewelddadige optreden van de politie tijdens demonstraties. Met het doen van dergelijke uitingen heeft de ambtenaar de overheid en haar instituties, waaronder de politieorganisatie en daarbinnen zijn politiecollega’s, in een kwaad daglicht gesteld. Hij is daarbij in een enkel geval zelfs zover gegaan, dat hij zich tegen de overheid heeft gekeerd en de bevolking tegen de overheid heeft opgezet, door bijvoorbeeld op te roepen om het heft in eigen hand te nemen en te strijden tegen het in de ogen van de ambtenaar bestaande politiegeweld en door te verkondigen dat tegen de voormalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangifte zou moeten worden gedaan. Met zijn standpunten, veelal ingenomen op openbare podia van organisaties en personen met een groot anti-overheidssentiment waarbij hij zich meermaals heeft uitgegeven voor politiefunctionaris, heeft de ambtenaar het functioneren van de politieorganisatie sterk negatief beïnvloed en zich niet solidair getoond met die organisatie en zijn eigen collega’s. Ook in tijden van crisis is het van cruciaal belang dat gezagsdragers, zoals politiefunctionarissen, geen afbreuk doen aan het gezag c.q. het functioneren van de overheid en het draagvlak voor het beleid om de handhaving van de coronamaatregelen door de politieorganisatie niet in gevaar brengen.

De door de ambtenaar publiekelijk gegeven uitleg over het gebruik van de Zaanse verhoormethode door de politie en de wijze van opereren door onopvallende politiemedewerkers levert eveneens strijd op met de in artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet opgenomen norm. Het geven van een toelichting met een dergelijke strekking heeft niets met het publieke debat te maken en de ambtenaar had zich van dergelijke uitlatingen moeten onthouden gelet op het strikt vertrouwelijke karakter daarvan in combinatie met zijn functie als politiefunctionaris. Door het openlijk delen van deze vertrouwelijke informatie met niet daartoe bevoegde ontvangers heeft hij de politieorganisatie in een potentieel nadelige positie gebracht en schade toegebracht aan de politieorganisatie.

De door de ambtenaar gedane meningsuitingen hebben ernstige en langdurige schade toegebracht aan zijn functievervulling en aan het functioneren van de openbare dienst c.q. de politieorganisatie. Als direct gevolg van zijn uitingen hebben de nodige collega’s en de politieorganisatie het vertrouwen in hem verloren. Deze gang van zaken had voor de ambtenaar voorzienbaar dienen te zijn. Daarenboven is hij meerdere malen, bij brieven van 7, 9 en 13 april en 5 en 12 mei 2021, indringend aangesproken op onder andere de wettelijke grenzen aan zijn vrijheid van meningsuiting. De ambtenaar kon dan ook gelden als een gewaarschuwd man voor de eventuele consequenties van de door hem gedane meningsuitingen. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat de ambtenaar op generlei wijze heeft aangegeven zijn activiteiten en acties te betreuren, daar bij nader inzien afstand van te nemen, dan wel rekening te houden met de impact op zijn functievervulling, de politieorganisatie en zijn politiecollega’s.

De door de ambtenaar in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet gedane uitingen leveren naar het oordeel van de commissie dan ook ernstig plichtsverzuim op.

Betoging

De ambtenaar heeft op diverse mediakanalen de door hem opgerichte organisatie Police for Freedom besproken en gepromoot, is betrokken geweest bij de organisatie van en heeft deelgenomen aan diverse protestmarsen van Police for Freedom en was aanwezig tijdens een door Viruswaarheid georganiseerde coronademonstratie op 4 september 2020 in Den Haag.

De ambtenaar heeft deze activiteiten ontplooid in zijn hoedanigheid van politiefunctionaris en niet als privépersoon. Ondanks brieven van verzoeker van 7 april 2021, 9 april 2021 en 5 mei 2021, waarin hij er, zoals onweersproken gesteld, achtereenvolgens onder meer op is gewezen dat hij geen toestemming had voor het verrichten van dergelijke werkzaamheden, hij zich tijdens ziekte diende te houden aan de gegeven voorschriften en hij zijn werkzaamheden diende te staken, heeft de ambtenaar zijn activiteiten, met name die in het kader van de protestmarsen, voortgezet. De ambtenaar heeft, als (mede)organisator, de protestmarsen in Baarn en Barneveld op 10 april 2021 respectievelijk 8 mei 2021, tegen de regels in, niet aangemeld bij de gemeente. Hij heeft daarbij het risico aanvaard dat zijn eigen collega’s bij de politie zouden moeten worden ingezet om de mars in goede banen te leiden, hetgeen zou kunnen uitmonden in rellen tegen de politie, een scenario dat zich in Barneveld ook daadwerkelijk heeft gemanifesteerd. Niet is gebleken dat de ambtenaar zich tijdig aan die rellen heeft onttrokken of afstand heeft genomen van het geweld. Door voorts toe te staan dat demonstranten zich tijdens de protesten niet hielden aan de geldende coronamaatregelen, heeft de ambtenaar de handhaving daarvan door de politie verder bemoeilijkt. Tijdens de demonstratie op 4 september 2020 in Den Haag demonstreerde de ambtenaar op een door de burgemeester verboden plek en liet hij zijn politielegitimatie zien toen hij door de ME staande werd gehouden.

De commissie stelt vast dat de ambtenaar zich met deze handelwijze tegen de politieorganisatie heeft gekeerd. Het kan hem zwaar worden aangerekend dat hij zijn activiteiten ondanks herhaalde verzoeken en waarschuwingen van de politieleiding heeft voortgezet, daarbij interne en door de overheid vastgestelde regels naast zich neer heeft gelegd en een directe, openlijke confrontatie met zijn eigen collega politieambtenaren niet uit de weg is gegaan. Met name zijn activiteiten in het kader van Police for Freedom druisen, gelet op de achterliggende doelstelling van de organisatie in combinatie met zijn functie als politiefunctionaris, in tegen de neutraliteit die de politie dient uit te stralen. De door de ambtenaar in dat verband georganiseerde protestmarsen zijn niet verenigbaar met zijn functie en leveren potentieel schade op aan de politieorganisatie. Met zijn handelen heeft de ambtenaar zich deloyaal getoond aan de politieorganisatie en zich niet solidair opgesteld ten opzichte van zijn collega politieambtenaren. Een goede functievervulling alsmede een goede functionering van de openbare dienst zijn zo niet langer verzekerd. De commissie is onder deze omstandigheden van oordeel dat de ambtenaar de in artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet neergelegde norm tenaanzien van de uitoefening van het daarin opgenomen recht tot betoging ruimschoots heeft geschonden. Dit levert in geval van de activiteiten in het kader van Police for Freedom ernstig plichtsverzuim en in geval van deelname aan de demonstratie in Den Haag plichtsverzuim op.

Het plichtsverzuim is volgens de commissie aan de ambtenaar toerekenbaar. De ambtenaar heeft in de lange periode tussen de eerste en de laatste hier ter beoordeling voorliggende uitingen en gedragingen voldoende gelegenheid gehad om zijn gedrag te evalueren en daarin een weloverwogen keuze te maken, zeker na de diverse waarschuwingen die hij van verzoeker heeft ontvangen. Dat heeft hij niet dan wel onvoldoende gedaan, getuige de omstandigheid dat het er hem niet van heeft weerhouden om zijn activiteiten voort te zetten. Aan de toerekenbaarheid van dit plichtsverzuim doet niet af dat de ambtenaar ten tijde van deze meningsuitingen en gedragingen op psychische gronden arbeidsongeschikt was. Het is de commissie niet gebleken dat de ambtenaar door die psychische aandoening niet in staat was om zijn wil te bepalen of tijdens zijn handelen het besef van onjuistheid daarvan had verloren. Het (ernstige) plichtsverzuim dat deze meningsuitingen en gedragingen oplevert, is dan ook volledig aan de ambtenaar toerekenbaar.

Verzoeker is voornemens om aan de ambtenaar de disciplinaire straf op te leggen van ontslag vanwege ernstig plichtsverzuim. De commissie is van oordeel dat er geen onevenredigheid bestaat tussen het hier besproken totaal aan uitingen en gedragingen van de ambtenaar en de op te leggen straf. De aard en omvang van de uitingen en gedragingen van de ambtenaar en de gevolgen daarvan voor de politieorganisatie en haar medewerkers maken dat verzoeker vanuit zijn verantwoordelijkheid mocht menen dat het gedrag van de ambtenaar niet onbestraft kon blijven. De keuze voor ontslag is begrijpelijk om de door verzoeker in zijn brief van 9 september 2021 genoemde redenen, zoals hiervoor op bladzijde 5 uiteengezet. Verzoeker heeft met de keuze voor deze straf ook voldoende rekening gehouden met de belangen van de ambtenaar.

De bovenstaande overwegingen leiden tot het volgende advies.

5. Advies

De Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren acht het conform de norm van artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet, indien verzoeker de ambtenaar op deze grond de disciplinaire straf van ontslag oplegt vanwege de aan de commissie voorgelegde uitingen en gedragingen.
De commissie stelt het zeer op prijs een afschrift te mogen ontvangen van het op basis van dit advies te nemen besluit.

Den Haag, 10 februari 2022
mr. M.J. Cohen
voorzitter